De beroemde slagroomtaarten van Amanda
ReportageHet had maar weinig gescheeld of de laatste bakkerij was uit Baflo verdwenen. Daarmee zou niet alleen de bakker weg zijn, maar ook een natuurlijke plek voor de dorpsbewoners om elkaar tegen te komen en een praatje te maken – geen vanzelfsprekendheden in een dorp van tweeduizend inwoners. Maar er kwam een doorstart: nu is de bakkerij een sociaal bedrijf voor medewerkers, vrijwilligers en leerlingen – een werkomgeving die hun past. Mooi voor dorp én omgeving.
De lucht ruikt zoet, warm en naar kaneel. Van dat scherpe kaneel, niet dat gemalen spul uit supermarktpotjes. Dit ruikt écht en dat kan maar één ding betekenen: hier worden appeltaarten gebakken. Amanda Hagemeijer en haar collega’s zijn druk aan het werk. De een bekleedt reusachtige taartvormen met deeg, een ander giet daar een zoet, kruidig, bruin appelmengsel bovenop. Weer een ander legt er de karakteristieke reepjes overheen. Hoppa, deze taarten kunnen de oven in.
Revalideren of reïntegreren
Welkom bij Proef Lokaal Bakkerij Rutgers in het hart van Baflo, waar naast gebakjes, scheepsbeschuit en supersmeuïg roggebrood ook kansen en mogelijkheden te krijgen zijn voor mensen voor wie dat niet zo heel vanzelfsprekend is. Omdat ze moeten revalideren bijvoorbeeld, of reïntegreren. Omdat ze uit de jeugdhulpverlening komen. Of vluchteling zijn en daardoor niet zo gemakkelijk een baan vinden.
Muts aan de wilgen
Het begon met een artikel. In januari 2021 meldde Dagblad van het Noorden dat bakker Anne Rutgers na veertig jaar zijn bakkersmuts aan de wilgen ging hangen. Er was geen koper, geen opvolger, en ja, dan houdt het snel op. Dat kan niet waar zijn, dachten Engbert Breuker en Geerd Schlangen uit buurdorp Den Andel. Ze waren net begonnen met de opstart van Vakland, een programma om praktijkleren te stimuleren, met het Hogeland als klaslokaal.
Perfecte werkplek
‘Dit was een levendige bakkerij. Als die zou verdwijnen, was het hart uit het dorp’, zegt Schlangen. ‘En dan zie je dat ook andere voorzieningen verdwijnen. Als het dorp geen hart meer heeft, waarom zou je er dan nog willen wonen? Enzovoort. Tegelijkertijd kon dit de perfecte werkplek worden voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, of mensen die tijdelijk zoekend zijn.’ Bakker Rutgers gaf hun de kans om de zaak over te nemen. Snel richtten de twee een stichting op en peuterden geld los bij fondsen en Rabo Foundation.
Verbouwen maar
Een dorpsgenoot was zo sympathiek om een hypotheek te verschaffen voor het pand en een deel van de renovatie. Het lukte om het pand te kopen. Aannemer erbij en verbouwen maar. Schlangen, vanaf de start secretaris van de stichting, lacht. Nog ziet hij de hele brigade aantreden: slopers, bouwers, timmerman, schilders, allemaal gepensioneerd, allemaal uit het dorp en vastberaden iets voor dat dorp te betekenen. ‘Elke ochtend stonden ze hier, met hun gereedschapskisten, in vol ornaat. Elke dag weer. En intussen kreeg ik ook meteen een cursus Gronings.’
De bedstee
Van één hoek moesten de mannen ‘afblijven’ tijdens de verbouwing. Schlangen wijst. ‘Eén van de verbouwers, Fré Kok, werd precies daar geboren. Zijn ouders hadden de bakkerij voordat Rutgers erin kwam, en ze woonden hier ook. En in dat hoekje stond vroeger de bedstee. Toen Fré hier kwam helpen, nam hij oude bouwtekeningen mee van dik zeventig jaar geleden.’
Gunfactor
Het stichtingsbestuur had geen verstand van het bakkerswezen, maar zoals dat nu eenmaal gaat in dorpen, loste ook dat probleem zich op met korte lijntjes, een glimlach en een gunfactor van heb-ik-jou-daar. Ze vroegen bevriende bakkers om advies, die lieten hun deskundig oog langs de installaties gaan, adviseerden welke machines gereviseerd en welke vervangen moesten worden.
Drie slaapkamers
Alsof de duvel ermee speelt, wandelt Fré Kok, de bakkerszoon van lang geleden, de zaak binnen. Het is bijna niet voor te stellen, zegt hij, maar in wat nu de koffiehoek is, zaten vroeger drie slaapkamers, hij wijst aan waar de bedden stonden.Kok weet nog precies waar de keuken was, waar zijn moeder de was stond te doen en waar hij zich als klein jongetje in de kast verstopte. Was het niet gek om eigenhandig dat pand met al die verhalen te verbouwen?
Twee keer twaalf uur
‘Nou’, geeft hij toe. ‘Soms waren er wel wat emoties, ja.’ Hij zucht. ‘Toen waren er nog drie bakkers in het dorp.’ En nu, knikt Schlangen, komt bakker Anne Rutgers elke woensdag hier als vrijwilliger om roggebrood te maken. ‘Het lekkerste van heel Noord-Nederland’, waagt hij te zeggen, het gaat twee keer twaalf uur in de oven. ‘En eind december helpt hij hier twee dagen met het beslag maken voor de oliebollen.’
Warm hart
De rondleiding gaat verder. De inloopdiepvries in de bakkerij was een donatie van de dorpsslager. De vrouw van die slager organiseert wel eens evenementen en bestelt dan hier de broodjes. Schlangen: ‘Veel mensen dragen de dorpsbakkerij een warm hart toe.’
Kneedmachine
In de bakkerij staan ook grote bakken met zemelen, maismeel, maanzaad, sesamzaad en reusachtige kratten vol rozijnen. Een kneedmachine is druk aan het werk. Bakker Erzo schept grote scheppen meel in een bak, die hij vervolgens afweegt. De Oekraïense Daria snelt heen en weer van apparaat naar apparaat. Zij bleef ‘gewoon’ haar banketbakkersopleiding in Oekraïne volgen: dat doet ze nu online, en de praktijkonderdelen doet ze hier, in Baflo.
Automonteur
De bakkerij heeft zeven vaste krachten en vijftien vrijwilligers. Zonder vrijwilligers zou de onderneming niet bestaan, zegt Schlangen. Eén van die vrijwilligers is Gerard Ellerkamp. Hij is gepensioneerd automonteur. Nu loopt hij elke dag met een afvinkbriefje langs alle machines om te kijken of alles goed loopt en naar behoren werkt. De medewerkers komen overal en nergens vandaan, vertelt Schlangen. Er was een meneer die moest reïntegreren na een tia. Hij wilde voorzichtig weer iets doen en kwam zo bij Anita Jannenga terecht.
De harde schijf
Zij had ook in de vorige zaak gewerkt en kent elke klant en elk product – Schlangen noemt haar ‘de harde schijf van de zaak’. Anita vroeg hem: ‘Wat kun je?’ ‘Hij kon niet te veel onrust om zich heen verdragen en begon daarom met in alle rust gebakjes opmaken. Nu doet hij steeds een beetje meer.’ Of die ‘heel charmante’ Syrische jongeman die Nederlands wilde leren, een schort aantrok en achter de toonbank ging staan. ‘Hij studeert nu psychologie in Groningen. Alle dames vinden het jammer dat hij weg is.’
Aangenaam verrast
Ze investeren veel tijd en aandacht in hun mensen, vooral Anita en haar collega Anette, zegt Schlangen, die hij zo’n beetje de moeders van het bedrijf noemt. ‘Is het altijd efficiënt? Nee. Maar wij doen het zo. En nee, soms werkt het niet, dan blijkt iemand hier toch niet te passen. En soms worden we juist aangenaam verrast.’ Inmiddels hebben ze zo’n 25 stagiairs gehad, van allerlei scholen.
Een begrip
Amanda had vroeger bij een banketbakker gewerkt en was er een flinke tijd uit geweest. ‘Ik zag in de krant dat de bakkerij een doorstart kreeg en dacht: dit is mijn kans!’ Ze belde op, beetje schoorvoetend, zegt Schlangen, zou ze misschien eens langs mogen komen? Het team kon zijn geluk niet op, iemand met jarenlange ervaring. ‘Nu zijn haar slagroomtaarten een begrip in de hele omgeving.’ Amanda glundert. Ze vindt het hier fantastisch. ‘Ik houd van die vroegte, dat je naar je werk gaat en de vogels hoort fluiten, terwijl iedereen nog slaapt. En je maakt van niets iets. Dat is prachtig.’
Rudolf Agricolakoek
In de winkel liggen de vitrines vol met de prachtigste creaties. Croissants, puddingbroodjes, glanzende fruittaartjes, Rudolf Agricolakoek met een portret van de vijftiende-eeuwse filosoof erop – Baflo’s trots. Je wil er zo je tanden in zetten. ‘We gebruiken waar mogelijk lokale ingrediënten’, vertelt Geerd Schlangen. ‘Waddenmolen uit Uithuizermeeden is een van onze leveranciers. Het lukt niet altijd om lokaal in te kopen, maar we doen ons best.’
Zeehondencrèche
Naast hun eigen producten verkopen de bakkers ook die van naburige ondernemers. En ze zamelen oude spijkerbroeken in voor de zeehondencrèche in Pieterburen. Daar worden ze gebruikt voor plafondisolatie. Achter de toonbank staat Carolien Datema. Een vader en dochtertje komen binnen, hij bestelt speltbollen, het meisje draagt een rugtasje met hartjes erop. Wil ze misschien een bolletje? Dat wil ze wel. Blozend zet ze haar kleutertandjes in het broodje.
Een soort familie
Carolien staat in de winkel sinds die in het najaar van 2021 open ging. ‘Ik had nogal moeite met cijfers, maar nu gaat het veel beter.’ Ze komt elke dag blij op het werk, vertelt ze. ‘Eigenlijk voelen de collega’s als een soort familie.’ ‘In mijn tijd was dat ook al zo’, haakt Fré Kok in. ‘De medewerkers voelden als familie en zo werden ze ook behandeld. Het zit gewoon in dit gebouw.’
- Auteur: Karin Sitalsing
- Fotograaf: Reyer Boxem
Meer lezen over dit onderwerp?